Patiënten met een dringend medisch probleem, kunnen zich hiervoor in de eerste plaats wenden tot de huisarts (buiten de praktijkuren bij de huisarts van wacht of de huisartsenwachtpost). Voor situaties waarbij de tussenkomst van een huisarts niet volstaat, kan de patiënt terecht op de spoeddienst. Er zijn drie manieren waarop een patiënt kan opgenomen worden op de spoeddienst:
- na een interventie van de dienst 112, waarbij de patiënt naar de spoeddienst wordt gebracht met een ziekenwagen of MUG [1];
- op doorverwijzing van een huisarts of specialist, waarbij een verwijsbrief wordt meegegeven die de medische situatie schetst;
- op eigen initiatief van de patiënt.
Patiënten die op eigen initiatief naar de spoeddienst gaan, betalen meer remgeld. Het doel is om te vermijden dat er al te vaak gebruik wordt gemaakt van de spoeddienst voor zorg die een huisarts kan uitvoeren.
Hieronder verzamelen we een aantal kerncijfers omtrent het gebruik van de spoeddienst uit de IMA Atlas. In de Atlas zelf vindt u meer gedetailleerde informatie terug, die verder kan uitgesplitst worden naar leeftijd, geslacht, statuut en woonplaats van de patiënten, en naargelang de patiënt al dan niet was doorverwezen door een arts.
Methodologie
Het gebruik van de spoeddiensten wordt geïdentificeerd aan de hand van de facturatie van het “A-honorarium”. Dit dekt de eerste zorg door een arts die de permanentie op de spoeddienst verzorgt en het kan slechts één keer aangerekend worden bij een spoedopname. Er wordt ook rekening gehouden met “C-honorarium” indien er (uitzonderlijk) geen bijhorend A-honorarium werd gefactureerd bij de spoedopname. De C-honoraria hebben betrekking op onderzoeken door een specialist die is opgeroepen door een arts van de spoeddienst.
Binnen de nomenclatuurcodes voor het A-honorarium wordt er een onderscheid gemaakt tussen patiënten met en zonder verwijsbrief. Bij opnames met een C-honorarium is echter niet bekend of de patiënt een verwijsbrief heeft. Om die reden kan de optelsom van het aantal spoedopnames met en zonder verwijsbrief iets lager uitvallen dan het totaal aantal opnames.
Ziekenhuisopnames na een spoedopname geven de situatie weer waarbij gefactureerd wordt voor een klassieke ziekenhuisverblijf (dus geen daghospitalisatie) met een opname binnen de 24 uur na het contact met de spoeddienst. Hierbij kan echter niet uitgesloten worden dat deze opname op voorhand gepland was.
Algemeen
In 2022 maakte 19,2% van de Belgen gebruik van de spoeddienst. Dit percentage, evenals het aantal spoedopnames, is de voorbije tien jaar geleidelijk gestegen, met een tijdelijke daling in de coronajaren 2020-2021. Die groei is grotendeels toe te schrijven aan de patiënten die op eigen initiatief (zonder verwijsbrief) naar de spoeddienst gaan. Het aantal met verwijsbrief is slechts licht gestegen, en kende ook nauwelijks een daling in 2021.
Iets minder dan een kwart (23,4%) van alle spoedopnames wordt binnen de 24 uur gevolgd door een opname in het ziekenhuis. Bij spoedopnames met verwijsbrief gaat het bijna om de helft (46,1%).
Leeftijd
Het gebruik van de spoeddienst is hoogst bij 80-plussers en kinderen jonger dan 5 jaar. Tussen deze twee leeftijdscategorieën stijgt het aantal opnames met een verwijsbrief met de leeftijd, terwijl het aantal zonder verwijsbrief afneemt.
Bij oudere patiënten wordt een groter percentage van de bezoeken aan de spoeddiensten gevolgd door een ziekenhuisopname dan bij jongeren. Bij 80-plussers gaat het om meer dan 60%.
Geografische verschillen
Er wordt iets meer gebruik gemaakt van de spoeddiensten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (23,4% van de bevolking) en het Waals Gewest (idem) dan in Vlaanderen (17,1%). Het aantal spoedopnames met verwijsbrief ligt in de drie gewesten vrij dicht bij elkaar. De verschillen situeren zich vooral in het aantal spoedopnames zonder verwijsbrief.
In Brussel is er een opvallend hoog percentage bij kinderen jonger dan 10 jaar. In Wallonië ligt het gebruik iets hoger in de leeftijdscategorieën van 15 tot 35 jaar.
Spoedopnames worden in Brussel minder vaak gevolgd door een ziekenhuisopname (14,1%) dan in Vlaanderen (28,5%) of Wallonië (19,5%).
Geslacht
In 2022 gingen er net iets meer mannen (19,6%) dan vrouwen (18,9%) naar de spoeddienst. Uitgesplitst naar leeftijd zien we dat jongens jonger dan 20 jaar en mannen ouder dan 65 iets meer contacten met de spoeddienst hebben, maar de verschillen zijn klein.
Verhoogde tegemoetkoming
Personen met recht op verhoogde tegemoetkoming gaan vaker naar de spoeddienst (26,1%) dan personen die dat recht niet hebben (17,6%). Bij de oudere leeftijdscategorieën is dit verschil echter veel kleiner.
Personen die recht hebben over verhoogde tegemoetkoming, hebben ook vaker een verwijsbrief dan personen zonder dit recht en een iets groter percentage van de bezoeken aan de spoeddienst worden gevolgd door een ziekenhuisopname.
Het statuut verhoogde tegemoetkoming wordt, gezien de criteria, vaak gebruikt in onderzoek als een benadering voor een kwetsbare socio-economische status. Personen in gezinnen met een laag inkomen krijgen een verhoogde tegemoetkoming om hun toegang tot de gezondheidszorg te verbeteren. In 2022, behoort 20% van de Belgen tot deze groep. Zij betalen minder voor hun gezondheidszorgen. Het statuut heeft echter ook zijn beperkingen, waarbij het waarschijnlijk het aantal mensen met een lager inkomen onderschat, terwijl het bij 65-plussers wellicht het aantal personen met een kwetsbare socio-economische status overschat.